Schending re-integratieverplichtingen werkgever: drie jaarsalarissen billijke vergoeding

Wat was er aan de hand?

De werknemer is op 1 september 2018 in dienst getreden bij Stichting Antonius Zorggroep (hierna: “Stichting Antonius”) als klinisch chemicus voor 32 uur per week. Hoewel er nooit functioneringsgesprekken zijn gevoerd, vonden er wel regelmatig samenwerkingsgesprekken plaats. Op 16 december 2020 vond een confrontatie plaats tussen de werknemer en de medisch coördinator, waarbij de coördinator zijn irritaties over de samenwerking uitte. Op 1 februari 2021 gaf ook de manager tijdens een gesprek met werknemer aan dat voor hem en de andere collega’s een grens was bereikt en dat er een verbetertraject werd gestart om het onderlinge vertrouwen en de werksfeer te herstellen.

Op 4 februari 2021 meldde werknemer zich ziek vanwege overbelasting en een burn-out. De bedrijfsarts stelde in maart 2021 vast dat de beperkingen deels voortkomen uit een verstoorde arbeidsverhouding en deels uit ziekte in de vorm van een depressie. Van augustus tot en met december 2021 vonden mediationgesprekken plaats, waarna Stichting Antonius de werknemer in december 2021 een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst deed. Hiermee ging de werknemer niet akkoord

Na afwijzing van het voorstel heeft Stichting Antonius de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat de werknemer, volgens de kantonrechter, nog de kans moet krijgen om aan herstel te werken.

Stichting Antonius is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan. Op 23 november 2022 wijst ook het gerechtshof de verzochte ontbinding af vanwege het opzegverbod bij ziekte

Op 2 januari 2023 heeft het UWV de werkgever een loonsanctie opgelegd tot 2 februari 2024 vanwege het schenden van de re-integratieverplichtingen. Het bezwaar van de werkgever tegen dit besluit is vervolgens door het UWV afgewezen.

Uiteindelijk heeft de werkgever vanaf juni 2023 ingezet op re-integratie in het tweede spoor. De werkgever zag immers, gelet op de pogingen tot re-integratie, terugkeer niet meer zitten. Op 9 januari 2024 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat de werknemer weer volledig arbeidsongeschikt is en heeft partijen geadviseerd opnieuw met elkaar in gesprek te gaan. Hierop liet werkgever weten dat zij het dienstverband zo spoedig mogelijk wil beëindigen, reden waarom de werkgever opnieuw een ontbindingsverzoek heeft ingediend.

In de deze procedure verzoekt de werkgever de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Werknemer verzet zich tegen de ontbinding en verzoekt subsidiair om een billijke vergoeding van EUR 443.916,- bruto en betaling van het achterstallig loon.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De verstoorde arbeidsverhouding vindt echter haar basis in het ernstig verwijtbaar handelen van werkgever. Dat ernstig verwijtbaar handelen bestaat uit het feit dat werkgever niet aan haar re-integratieverplichtingen voldeed door structureel en tegen het advies van de bedrijfsarts in niet mee te werken aan re-integratie in het eerste spoor. Daarnaast had - naar het oordeel van de kantonrechter - het initiatief om het arbeidsconflict op te lossen bij de werkgever moeten liggen. Het is volgens de kantonrechter niet gebleken dat de werkgever daartoe voldoende, adequate initiatieven heeft getoond. Na de betermelding van de werknemer mocht van Stichting Antonius als goed werkgever worden verwacht dat zij met de werknemer in gesprek zou gaan en de eventuele mogelijkheden tot terugkeer zou onderzoeken. Daarbij is ook relevant dat Stichting Antonius is gestopt met de salarisbetaling vanaf 2 februari 2024. Dat de werknemer geen arbeid meer verrichtte, was namelijk enkel gelegen in de onwil van de werkgever, zodat Stichting Antonius gehouden is het salaris vanaf januari 2024 te blijven betalen.

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2024, waarbij de werknemer recht heeft op een transitievergoeding. Ook ziet de kantonrechter aanleiding om een billijke vergoeding van EUR 443.916,- bruto, gelijk aan drie jaarsalarissen, toe te kennen. Daarbij is van belang dat de kantonrechter de kans groot acht dat werknemer zonder het ernstig verwijtbaar handelen van werkgever nog geruime tijd in dienst zou zijn gebleven bij Stichting Antonius. Verder acht de kantonrechter van belang dat de werkgever niet heeft betwist dat de arbeidsmarkt voor klinisch chemici behoorlijk onder druk staat en het ontslag van werknemer schade toebrengt aan haar goede naam en reputatie. Gelet hierop vindt de kantonrechter de drie verzochte jaarsalarissen passend

De kantonrechter houdt geen rekening met het feit dat de werkgever als gevolg van de loonsanctie een jaar langer loon aan de werknemer heeft doorbetaald. Het feit dat zij een jaar langer heeft moeten doorbetalen tijdens ziekte is volgens de kantonrechter enkel aan haarzelf te wijten.

Conclusie

Deze uitspraak leert ons dat het, ondanks een eventuele stugge houding van een werknemer in de re-integratie, belangrijk is om zelf aan de re-integratieverplichtingen te voldoen (ook het tweede spoor) en dit goed vast te leggen.

 

Meer weten?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Door onze nieuwsbrief blijft u op de hoogte van alle ontwikkelingen rondom ons kantoor