Mag de ondernemingsraad voorwaarden stellen aan haar instemming?

Het instemmingsrecht van de ondernemingsraad (artikel 27 Wet op de ondernemingsraden) geeft een ondernemingsraad de mogelijkheid haar instemming ofwel te geven of te onthouden aan een voorgenomen besluit. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een ondernemingsraad, ondanks de strikte invulling die in de wet wordt weergegeven, voorwaarden verbindt aan haar instemming. Uit deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam volgt dat dit is toegestaan. Als de ondernemer vervolgens niet aan de door de OR gestelde voorwaarden voldoet, is er geen instemming. De ondernemer mag het voorgenomen besluit dan niet tot uitvoering brengen.

Wat speelde er?

Op 14 september 2021 heeft de ondernemer aan de ondernemingsraad (hierna te noemen: “OR”) instemming gevraagd voor het aanpassen van de pensioenregeling. Het aanpassen van een pensioenregeling is conform artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden inderdaad een besluit waaraan de OR vooraf instemming zou moeten verlenen. Het voorgenomen besluit heeft betrekking op een wijziging van de middelloonpensioenregeling in een beschikbare pensioenregeling met een leeftijdsafhankelijke premiestaffel (gebaseerd op een marktrente van 2%). Met deze voorgenomen wijziging in de pensioenregeling beoogt de bestuurder (mede) uitvoering te geven aan het pensioenakkoord. De OR verzoekt aan de ondernemer het voorgenomen besluit om te zetten in een definitief besluit onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er bij de compensatiebepaling wordt uitgegaan van het 25% percentage. Als de ondernemer hier niet aan voldoet, dan is er geen instemming.

Op 18 augustus 2022 heeft de ondernemer laten weten ondanks het advies van de OR uitvoering te geven aan het voorstel, waarbij er dus geen rekening wordt gehouden met de door de OR gestelde voorwaarde. In een brief van 16 september 2022 heeft de OR de nietigheid ingeroepen van het voorgenomen besluit met betrekking tot wijziging van de pensioenregeling. In de brief schrijft de OR:

“Met het besluit van 18 augustus 2022 is duidelijk geworden dat zonder instemming van de ondernemingsraden uitvoering is gegeven aan dit (op 14 september 2021 voorgenomen) besluit tot wijziging van de pensioenregeling.”

De kantonrechter wordt verzocht te bepalen dat de ondernemer zich dient te onthouden van het geven van uitvoering aan het besluit tot wijziging van de pensioenregeling.

Hoe oordeelde de rechter?

De kantonrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat het voorgenomen besluit met betrekking tot wijziging van de pensioenregeling een besluit is waarvoor de ondernemer de instemming van de OR nodig heeft. Als het voorgenomen besluit is genomen zonder instemming van de OR, is dit nietig als de OR die nietigheid tijdig heeft ingeroepen. De kantonrechter is van oordeel dat de OR de nietigheid tijdig heeft ingeroepen.

De ondernemer heeft verder aangevoerd dat de OR heeft ingestemd met de wijziging van de pensioenregeling, zodat de OR daarom geen beroep op de nietigheid toekomt. Volgens de ondernemer is een instemming onder voorwaarden niet mogelijk, nu de WOR daarin niet voorziet. De kantonrechter volgt de ondernemer hierin niet. De WOR kent ten aanzien van instemmingsplichtige besluiten slechts twee smaken: instemming of geen instemming. Dat wil echter niet zeggen dat een OR geen voorwaarde aan haar instemming mag verbinden. Het kan immers de duidelijkheid dienen, als een OR te kennen geeft in welk geval (of onder welke voorwaarde) zij (wel) zal instemmen met het besluit. Het is duidelijk dat de OR deze weg heeft bewandeld. Het moet de ondernemer duidelijk zijn geweest dat de OR niet instemde met het besluit zoals dat voorlag.

De kantonrechter heeft op verzoek van de OR bepaald dat de ondernemer zich dient te onthouden van het geven van uitvoering aan het besluit tot wijziging van de pensioenregeling.

Rechtbank Amsterdam, 8 februari 2023

Meer weten?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Door onze nieuwsbrief blijft u op de hoogte van alle ontwikkelingen rondom ons kantoor