Geen vakantietoeslag betalen zonder expliciet te informeren...

Wat speelde er?

Werknemer is sinds 16 maart 2015 in dienst bij werkgever; een klein consultancykantoor dat advies geeft over nieuwe materialen, plastics en productieprocessen. Werknemer heeft eerst twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gehad, daarna zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeengekomen. In de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was afgesproken dat werknemer recht had op 8,33% vakantietoeslag. Begin maart 2016 zijn partijen gestart met de onderhandelingen over de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het verval van de vakantietoeslag is niet expliciet aan de orde gekomen bij de onderhandelingen. Andere financiële zaken als de hoogte van het salaris, de onkostenvergoeding en de bonus zijn wel besproken. In de tweede en derde arbeidsovereenkomst is schriftelijk niets overeengekomen over de betaling van vakantietoeslag en betaling van vakantietoeslag heeft vanaf mei 2016 (vanaf de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd) niet meer plaatsgevonden.

Hoe oordeelde de rechter?

Werknemer stelt zich bij einde dienstverband op het standpunt dat hij met terugwerkende kracht recht heeft op vakantietoeslag vanaf 16 maart 2016. Hiervoor heeft hij hier nimmer bezwaar tegen gemaakt.
Volgens de rechter valt niet goed te verklaren waarom werknemer anders dan tot het einde van zijn dienstverband nooit aanspraak heeft gemaakt op betaling van vakantietoeslag. Werknemer heeft aangegeven dat het niet betalen van vakantietoeslag hem niet eerder zou zijn opgevallen. Dit rijmt niet met de nauwgezetheid waarmee werknemer tijdens zijn dienstverband bewaakte dat de financiële verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door werkgever werden nagekomen. Ook heeft de werkgever nooit gezegd dat de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden zou worden voortgezet (immers er is onderhandeld) en dat werknemer dus mocht vertrouwen op de vakantietoeslag.

De rechter komt tot de conclusie dat partijen door ondertekening van de tweede en derde schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat met ingang van 16 maart 2016 geen vakantietoeslag meer aan werknemer zou worden betaald en dat de werkgever dit dus niet meer verschuldigd is aan de werknemer. Werknemer is bij het aangaan van de tweede en derde arbeidsovereenkomst niet misleid. De rechter verwijst ten slotte nog naar de Wet Minimumloon. Daarin staat vermeld dat partijen als het overeengekomen loon het drievoud van het minimumloon overschrijdt, schriftelijk kunnen overeenkomen dat geen recht staat op vakantietoeslag. Deze regeling is in deze situatie door de werkgever toegepast.

Let op: in het algemeen doet de werkgever er verstandig aan om het verval van de vakantietoeslag tóch schriftelijk uitdrukkelijk te regelen (bijvoorbeeld in de (opvolgende) arbeidsovereenkomst) bijvoorbeeld door een maandsalaris inclusief vakantiegeld op te nemen in de arbeidsovereenkomst want van een werkgever wordt immers verwacht alle relevante informatie te verstrekken. Deze zaak had om die reden ook volledig een andere kant op kunnen gaan.

Rechtbank Amsterdam, 26 juli 2022

Meer weten?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Door onze nieuwsbrief blijft u op de hoogte van alle ontwikkelingen rondom ons kantoor