Opheffing handhavingsmoratorium

Per 1 januari 2025 zal de Belastingdienst het handhavingsmoratorium opheffen en opnieuw actief controleren op schijnzelfstandigheid. Deze aankondiging veroorzaakte onrust bij zowel opdrachtgevers als zzp’ers. Dit heeft geleid tot een aantal moties, die op 1 oktober 2024 door de Tweede Kamer zijn aangenomen:

- Motie om een zachtere landing te introduceren bij het opheffen van het handhavingsmoratorium door voor in ieder geval één jaar, risicogericht te gaan handhaven met de focus op probleemgevallen. In de overige gevallen moet bij de keuze van inzet van handhavingsinstrumenten, waaronder een waarschuwing vooraf, zo veel mogelijk rekening worden gehouden met de menselijke maat en maatwerk.

- Motie om te faciliteren dat vooroverleg over de beoordeling van arbeidsrelaties een belangrijk onderdeel wordt van het verkrijgen van duidelijkheid vooraf en om al goedgekeurde modelovereenkomsten effectief van kracht te laten blijven na 1 januari 2025.

- Motie om in de handhaving coulant om te gaan met onbewust onbekwame zelfstandigen en niet direct over te gaan tot het opleggen van boeten bij deze categorie opdrachtgevers en opdrachtnemers.

- Motie om voor 1 november 2024 een duidelijk afwegingskader voor handhaving te publiceren op de website van de Belastingdienst.

Dat afwegingskader is inmiddels gepubliceerd op de site van de Belastingdienst: Wanneer is sprake van loondienst?


Afwegingskader Belastingdienst
Het afwegingskader geeft handvatten om te bepalen of er sprake is van loondienst. Hieronder is het afwegingskader uitgewerkt.

Kenmerken van loondienst
Een arbeidsrelatie wordt beschouwd als loondienst als aan de volgende drie kenmerken wordt voldaan
- de mogelijkheid tot werkgeversgezag;
- de verplichting tot het leveren van (persoonlijke) arbeid;
- de beloning voor de verrichte arbeid.
Wanneer alle drie kenmerken aanwezig zijn, is er in principe sprake van loondienst. Ontbreekt één van deze kenmerken, dan kan dat wijzen op een andere arbeidsrelatie.

Afweging van feiten en omstandigheden
Naast de drie basiskenmerken is het belangrijk om de specifieke feiten en omstandigheden van de arbeidsrelatie te bekijken. De Belastingdienst hecht waarde aan de volgende aspecten:
- de aard en duur van de werkzaamheden;
- de manier waarop de werkzaamheden en werktijden zijn bepaald;
- de mate waarin de werkzaamheden én de opdrachtnemer onderdeel zijn van de organisatie van de opdrachtgever;
- wel of geen verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
- de manier waarop afspraken tot stand zijn gekomen;
- de manier waarop de beloning is bepaald en wordt uitbetaald;
- de hoogte van de beloning;
- de mate waarin de opdrachtnemer bij de opdracht commercieel risico loopt;
- de mate waarin de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld door te zorgen voor naamsbekendheid en nieuwe opdrachten.

Werkgeversgezag
Werkgeversgezag is een belangrijk kenmerk van loondienst, dit onderwerp wordt nog extra uitgelicht het afwegingskader. Handvatten kunnen worden gegeven door beantwoording van de volgende vragen:
- Kunt u bepalen hoe, wanneer, waar en met wie uw opdrachtnemer aan de opdracht werkt?
- Kunt u bepalen hoeveel uur of hoeveel dagen per week uw opdrachtnemer aan uw opdracht werkt?
- Als uw opdrachtnemer met anderen moet samenwerken, kunt u zich dan bemoeien met die samenwerking?
- Als uw opdrachtnemer hetzelfde werk doet als uw werknemers: kunt u uw opdrachtnemer dezelfde aanwijzingen en instructies geven als uw werknemers?

Groepen opdrachtnemers met een fictieve dienstbetrekking (NIEUW)
De Belastingdienst noemt in het afwegingskader specifiek een aantal groepen opdrachtnemers waarbij sprake kan zijn van een fictieve dienstbetrekking. Het gaat om de volgende groepen:
- (partners van) aandeelhouders met aanmerkelijk belang;
- aannemers van werk en hun hulpen;
- agenten en subagenten;
- *artiesten en beroepssporters;
- bemanning van vissersvaartuigen (deelvissers);
- bestuurders van coöperaties met werknemerszelfbestuur;
- uitvoerende bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen met een one tier board en alle bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen met een two tier board (voor overeenkomsten aangegaan op of na 1 januari 2013);
- *gelijkgestelden (iedereen die meestal op 2 of meer dagen per week werkt en daarmee ten minste 2/5 van het minimumloon verdient);
- leerlingen en stagiairs;
- meewerkende kinderen;
- sekswerkers die werken voor een exploitant;
- *thuiswerkers en hun hulpen;
- topsporters met een A-status van NOC*NSF;
- opdrachtnemers die door tussenkomst van een intermediair werken voor een klant van de intermediair.

*Van deze lijst kunnen volgens de Belastingdienst uiteindelijk toch worden uitgesloten de thuiswerkers, gelijkgestelden en de artiesten. 

Tool Rijksoverheid (NIEUW)
De nieuwe tool van de Rijksoverheid helpt het controleren van de toepasselijke arbeidsverhouding: Arbeidsrelaties: zzp - ja of nee. Als één of meerdere van deze vragen met ‘ja’ kan worden beantwoord, wijst dit sterk op een gezagsverhouding, en dus op een mogelijke dienstbetrekking. Ook worden er voorbeelden gegeven per sector.

Verder wordt bij de toelichting 'duur van de werkzaamheden' in de nieuwe tool die op de site van de Rijksoverheid is gelanceerd voor het controleren van de toepasselijke arbeidsverhouding (Arbeidsrelaties: zzp - ja of nee) aangegeven dat verondersteld wordt dat wanneer het werk voor meer dan 3 maanden en 20 uur per maand bij dezelfde opdrachtgever wordt gedaan, kan dat betekenen het werk in loondienst wordt uitgevoerd. Bij 'commercieel risico' is het voorts van belang dat de werkende de onvoorziene kosten draagt en dus niet de opdrachtgever om een (fictieve) dienstbetrekking te vermijden.

Webmodule Beoordeling Arbeidsrelaties
Tot slot verwijst de Belastingdienst naar de bestaande Webmodule Beoordeling Arbeidsrelaties van de KVK, waarmee opdrachtgevers en opdrachtnemers gezamenlijk kunnen beoordelen of er sprake is van loondienst.

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Door onze nieuwsbrief blijft u op de hoogte van alle ontwikkelingen rondom ons kantoor